Glossy

Elke donderdagmiddag, als de oudste thuis komt uit school, snelt hij naar de voordeur en grist zijn Donald Duck van de mat. Nog voor ik hem kan vragen hoe zijn dag was, is-ie boven. Het folie dat zijn lijfblad beschermt ligt aan gort op de trap. Vroeger deed ik het zelf ook (behalve dat folie, want dat zat er in de vorige eeuw niet om heen). Ikzelf lees al jaren geen tijdschriften meer. Ik heb het wel geprobeerd. Maar op een of andere manier blijft de stapel onaangeroerd liggen. Geef mij maar een goed boek. En toch is er één tijdschrift waar ik wel voor op de mat zou gaan liggen.
En eindelijk, zag ik hem voorbij komen op Facebook.
Ik heb hem hoor! De nieuwe ‘Koe’.

Onder het genot van een bakje leut sloeg ik hem open. Geïnteresseerd, vanwege de titel – Koeienfase – , lees ik het stukje van de hoofdredacteur. Eva’s koeienfase is inmiddels wat afgezwakt, maar het dier heeft nog steeds een speciale plek in haar hart. Ze vraagt zich af of er tegenwoordig kinderen zijn die van koeien houden. Natuurlijk, denk ik direct, Míjn Laura!
Joehoe, zij wil een koe!

Als ik verder blader en de prachtige foto’s bekijk stuit ik op een artikel ‘Mama, ik wil een huisdier’. Kortsluiting in mijn hoofd. Dit sluit toch naadloos aan bij mijn verhaal?
Ik hoop toch zo dat de uitgever die nu mijn manuscript leest een zwak heeft voor koeien (of mijn schrijfstijl).

© Angelique van Dam, april 2015

Koeien en talenten

De temperaturen schieten omhoog.
Mijn onkruid groeit fantastisch en onze straat is wit van de bloesem-sneeuw.
De weilanden vullen zich met lammetjes en hier en daar een kalfje.
Mijn koeien-tic overvalt me weer opnieuw en daarmee het ‘Joehoe’ gevoel.
Helaas kan ik je niets nieuws vertellen.
Ik wacht nog.
Toch wil ik geen blog schrijven over hoe ik dat wachten ervaar.
Waarom zou jij dat willen lezen?
Daarbij komt dat ik zelf niet goed ben in wachten.
Ik ben best een ongeduldig tiepje.
Als ik iets wil, dan wil ik dat NU en niet morgen. Wat ik in mijn kop heb,
zit niet in mijn kont.
Toch is een kaft voor Joehoe, iets waar ik totaal geen invloed op heb.

Dus wacht ik.

En terwijl ik afwacht op een reactie en hoor of ik wel of geen talent heb,
werk ik hard aan de eerste versie van een nieuw verhaal.
Volgens mijn mede scriptplussers is het een lekker feel good verhaal.
De hoofdpersoon Svenja is een heerlijk personage en het onderwerp ‘talent’
origineel.
Ik was blij met de eerste twee veren, maar die laatste verraste me.
Ikzelf vind het nogal vaag: talent.
Toen ik google-de op talent, kwam ik op de site van een coach terecht.
En hij omschreef: Een talent is het vermogen om iets heel goed te
kunnen, een bekwaamheid of begaafdheid die voor jou vanzelfsprekend is
en voor en ander begerenswaardig.
Een talent is min of meer aangeboren of door persoonlijke interesse
ontwikkeld.

Wat mij intrigeert en de reden dat ik juist dit verhaal wil schrijven is
omdat kinderen van nu erg bezig zijn met talent.
Als je naar de buis kijkt komt de ene na de andere talentenshow voorbij.
Zelf ben ik wel klaar mee. Ik kijk geen ‘The Voice’, ‘So you think you can dance’
of ‘Holland’s got talent’ meer.
Vraag eens aan een willekeurig kind wat hij/zij later wil worden.
Anno 2014 is het zanger(es), danser(es) of profvoetballer.
Over een jaar of twintig zijn de kapsters, brandweer-
en politiemannen, juffen en zusters uitgestorven.

Het hebben van talent is een must.
En daar gaat dit nieuwe verhaal over. Een meisje dat op zoek gaat naar haar talent.
Ik ben benieuwd of zij de hare vindt.
En terwijl ik de eerste versie van dit verhaal op papier ram,
doe ik echt mijn best om mijn wacht-talent verder te ontwikkelen.

© Angelique van Dam, 21 april 2014

Kaart

Ergens eind oktober was ik jarig. En bij een verjaardag horen kaarten. Anno 2013 horen daar whatsapps, sms’jes en mailtjes bij. Heel gek, maar door al die berichten voel ik me altijd pas écht jarig.

Mijn dyslectische nichtje (10) had een mooie verjaardagskaart voor me uitgezocht, maar ze weigerde hem op te sturen omdat ‘de kaart toch allang te laat was en dat dat niet leuk meer was’. Ik kon lullen als brugman, maar zij vond dat nou eenmaal zo en ik kreeg hem mooi niet.

Begin november waren we bij haar broertje en moeder op de verjaardag en toen kreeg ik hem. Mijn verjaardagskaart! Ik vond het al zo leuk en lief dat ze speciaal voor mij een koeienkaart had gekocht en ik bewonderde hem dan ook uitvoerig. Ze bleef staan en zei: ‘lees je hem nog?’
Op de achterkant van de kaart, in haar netste handschrift en met een mooi kleurtje had ze geschreven:

Tante Angelique, ik heb dit jaar (13 december) een boekbespreking en ik vroeg me af of jouw boek dit jaar of volgend jaar af is, want ik wil heel graag mijn boekbespreking over jouw boek houden.

Die trotsheid van haar over mij en mijn koeienboek trof me tot diep in mijn hart.
Ik legde haar uit dat het dit jaar nog niet ging lukken (Was het maar zo’n feest dat het allemaal zo snel gaat) omdat ik ‘Joehoe’ nog moet opsturen naar de uitgevers.
Maar ik beloofde haar op dat moment, in die huiskamer tussen de hapjes, drankjes en visite, dat het boek er volgend jaar is.
Natuurlijk kon ik, met mijn gesmolten hart, niet anders dan haar beloven dat wanneer ze volgend jaar haar boekbespreking over mijn boek doet, ik hoogstpersoonlijk met haar meega naar school. Want hoe tof is het voor een kind, om de schrijfster van het boek zelf mee te nemen naar haar boekbespreking?

Vroeg ik me afgelopen zomer nog af wie er nou zat te wachten op een boek over koeien? Nou, ik weet het hoor!
Dus uitgevend Nederland: binnen een week of twee ploft er een koeienmanuscript de mat.

Angelique

©november 2013

Technisch weer

Vorige week liep ik vast in mijn koeienverhaal. In dit stuk draait alles om een kalfje. Je weet dat ik op de Veluwe woon en dat daar aan vee geen gebrek is. Toch was het lastig voor me om over een kalf te schrijven. Het was al zo lang geleden was dat ik er eentje zag. Als ik hier door de buitenwijken rij, zie ik kale wit uitgeslagen weilanden met hier en daar een schaap met lammetjes.
Maar koeien: ho maar!

Ik mailde Herma en vroeg of zij al kalfjes hadden. Nog diezelfde dag kreeg ik een mailtje terug. Er stond een koe op springen. ‘Mail me tegen het eind van de week maar, dan kom je maar kijken.’ Je snapt vast dat ik niet kon wachten tot de week ten einde liep.

Vorige week donderdagmorgen, toen het zonnetje voorzichtig over de daknok van mijn overburen piepte en ik voor de honderdduizendste keer deze winter de sneeuw van mijn autootje afveegde, kon ik een glimlach niet onderdrukken. Het zou technisch weer worden. Weer om buiten te zijn. Door het zonnetje en het nieuwe kalfje leek het op de lente, de gure wind die mijn haren deed wapperen liet me voelen hoe erg ik ernaast zat. En hoe logisch was dat er nog geen kalf of koe buiten liep.

Nadat ik de –‘ik-ben-ook-nog-moeder’-dingen had gedaan, reed ik naar Herma. Na de nodige omzwervingen op enge smalle zandweggetjes (de gemeente vond het nodig om juist die dag de bomen te snoeien op de geasfalteerde wegen) kwam ik aan bij de boerderij.
Een buizerd scheerde over mijn auto, achtervolgt door een stel kraaien. De kieviten cirkelden boven de weilanden. Luid blaffend stonden de twee waakhonden voor mijn bumper. Herma kwam op het alarm van de honden af.

Omdat het nog behoorlijk koud was liepen we meteen door naar de stal. Ze zwiepte de staldeur open en de geur van kuilgras en koeienvlaaien kwam me tegemoet, ik snoof het diep in. Direct werd ik aangestaard door twintig paar glanzend zwarte koeienogen. Ik ging door de vleeskeuring, dat was me wel duidelijk.
Herma en ik kletsen wat over allerlei koeiendingen en na een kwartiertje was ik voor de koeien niet meer interessant, ze hapten met grote interesse in hun kuilgras en stonden kletterplassend rond te kijken.
En toen gebeurde het: ‘Als jij nou effe meeloopt, dan mag je het kalf wat melk geven.’
Het kind in mij wilde springen, zo hoog dat ik door het dak heen zou gaan. ‘Yes! Ik mocht het zelf doen!’ Niets is zo goed voor een verhaal als de beleving zelf mee maken.
Ik warmde de biest ‘au bain marie’ op voor het kalfje en goot de romige melk in een emmer.
Binnen no-time had het kalfje de emmer leeg geslobberd. Wat te verwachten was gebeurde, ik was niet weg te slaan bij het kalf. Ik aaide hem en liet hem aan mijn handen sabbelen, wilde hem meenemen. Schoot veel foto’s en zette geuren en gevoel vast in mijn geheugen. Die nacht droomde ik de verdere verhaallijn van ‘Joehoe, ik wil een koe’. Vandaag schrijf ik het op…

©Angelique van Dam, maart 2013

Kalfje

Ps-je: volgende week schrijf ik een hoofdstuk voor Verhalen Spinnen (zie vorige blog). Het verhaal zal online gaan op 2 april. Ik zal de link hier ook plaatsen.

Euforie

Vorige week was ik weer in Amsterdam. Ik had een stuk van ‘Joehoe’ ingeleverd en kreeg daar uitvoerige feedback op. Wat was ik blij. Want, niet alleen kreeg ik veren in mijn je-weet-wel vanwege de ‘oh zo duidelijke’WIL van Laura’ en de weerstand.

Maar, en daar was ik nog het blijst mee, ik kreeg door de discussie in de les, briljante ingevingen over  ‘hoe nu verder met het verhaal’.

Ik kon mijn aandacht maar moeilijk bij de rest van de les en de verhalen houden. In mijn hoofd stond ik als een snuivend paard te trappelen om verder te gaan met mijn verhaal. Thuisgekomen wilde ik het liefst keihard doorrennen naar mijn schrijfhok om aanpassingen te maken én verder te schrijven. Ik deed het niet, maar besloot van het euforiegevoel te genieten en het de volgende dag uit te buiten. Ik schreef wat korte kreten op, fluisterde tegen Laura’s foto dat ik morgen terug zou zijn en daarna blokte ik alle maandagen en donderdagen voor de komende twaalf weken. Ik wil mezelf de kans geven om voor de lente dit hele verhaal goed op papier te krijgen. Die zondag heb ik het hele verhaal weer op de schop gezet. Ik heb een nieuw schrijfplan gemaakt zodat ik op mijn eerste officiële schrijfdag gelijk de aanpassingen kon doorvoeren.

Ook heb ik de scènes die ik in een ander documentje had staan nog eens uitvoerig doorgelezen. Het klinkt misschien stom, maar in bepaalde scènes had ik hetzelfde ziepige gevoel dat Laura heeft in mijn verhaal.

Het liefst zou ik een scène op de blog zetten, om te horen wat jij er van vindt, of hopend dat een uitgever het misschien leest. Maar ik durf het niet. Niet omdat ik onzeker ben over de kwaliteit van dit verhaal, maar omdat ik bang ben. Als een uitgever ziet dat er al scènes van dit verhaal online te lezen zijn, dat hij/zij het niet wil uitgeven. Dat zou toch zonde van mijn werk zijn.

Zucht…

Wel kan ik je vertellen waar het verhaal over gaat. Het gaat over Laura. Ze woont in een appartement in de stad en ze wil een koe als huisdier. Laura haalt van alles uit de kast om die koe te krijgen, maar of het haar zal lukken? Dat weet ik alleen. En ik hoop, uit de grond van mijn hart, dat jij het ook kunt lezen, over een tijdje…

©Angelique van Dam, januari 2013

 

 

Ouwe koe uit de ehh..

Twee keer in de week loop ik samen met Jolanda een rondje om de conditie weer wat op te krikken naar een acceptabel level. We steken een drukke N-weg over om vervolgens hier de bossen in te duiken. We zien van alles. De bomen die heel langzaam gele bladeren krijgen, de weilanden met balen gemaaid gras voor de winter en een eekhoorntje dat druk in de weer is om zijn wintervoorraad aan te leggen. Het was me al opgevallen dat ik tijdens de rondjes een enorme aantrekkingskracht voelde als we langs een weiland met koeien liepen. Die aantrekkingskracht leek wederzijds. De kudde koeien hobbelde met ons mee, totdat ze het eind van hun weiland bereikten waar ze bleven staan en me doordringend aankeken.

Vorige week zaterdag begon ik aan mijn vierde semester ScriptPlus. Heerlijk was het, om na een lange periode van niet schrijven en niet aan schrijven denken weer tijd en ruimte te hebben om bezig te zijn met hetgeen ik het allerliefste doe. Stiekem was ik heel blij dat ik niet één van de eersten was die iets moest inleveren want ik heb gewoon niets geschreven deze zomer. Toch ben ik halverwege oktober aan de beurt om tien pagina’s in te leveren van een verhaal. Het was heerlijk om mijn klasgenoten te zien en in hun verhalen te duiken, daar feedback op te geven en te discussiëren. Te praten over verhaallijnen, openingen en nog veel meer schrijfdingen. Natuurlijk kwam het ter sprake waar ik mee bezig was. ‘Ehm, voornamelijk met werken en niet met schrijven. Ik heb nog geen idee wat ik volgende bijeenkomst ga inleveren.’

Onderweg naar huis piekerde ik me suf. Want een nieuw verhaal opzetten, dat doe je ook niet ‘eventjes’. De trein stopte vanwege één of ander wisselgedoe en mijn blik werd naar buiten getrokken. Ik keek recht in de ogen van een koe. Toen wist ik het. Ik takel mijn koeienverhaal uit mijn verhalenarchief en ga daar aan werken. Toen ik bij Nijkerk langs een flatgebouw kwam waar een koe op het balkon stond, wist ik het zeker. En was het me duidelijk. Het koeienverhaal, daar moet ik mee verder.

Afgelopen week heb ik mijn “Joehoe ik wil een koe” verhaal teruggelezen. Het is een onwijs leuk verhaal (al zeg ik het zelf) en inmiddels zie ik na een jaar zelf wat beter kan. Wat een verademing, ik heb iets waar ik dit semester aan kan werken…Vanmiddag heb ik mijn personages tegen het licht gehouden en ‘smoel’ gegeven. Morgenochtend tijdens onze wandeling, bedank ik de kudde koeien voor het duwtje in de goeie richting en komende zondag schrijf ik het nieuwe begin van “Joehoe, ik wil een koe”. Want een koe op een balkon dat vind ik toch leuk!

© Angelique van Dam, september 2012