Vlieg!

Ik volg best veel schrijvers op Facebook. De meeste ken ik persoonlijk. En de afgelopen jaren zag ik regelmatig posts voorbij komen van onder andere Marcel van Driel, Wilma Geldof, Marcel Vaarmeijer, Margje Woodrow, Cis Meijer en Judith Visser die bezig waren met de laatste puntjes van hun nieuwste boek. Zo bijzonder leek me dat.
En als ik dan zo’n post voorbij zag komen, durfde ik even weg te dromen en te hopen dat ik het ooit ook zou mogen meemaken. Ik vroeg me echt af hoe zoiets zou voelen.

Op 8 september 2015, kreeg ik te horen dat mijn boek dit voorjaar zou uitkomen. Ik weet nog precies waar ik was en met wie toen ik gebeld werd door de redacteur van Moon. En hier zit ik dan, op vijf dagen na, een half jaar later.
Vanmorgen postte ik zo’n zelfde berichtje op Facebook. Ik realiseerde me opeens dat dit de superallerlaatste keer is dat ik ‘mijn Joehoe’ zou lezen als manuscript op A4-papier. De eerstvolgende keer dat ik hem onder ogen en in mijn handen krijg is het een boek.
Een verhaal dat niet langer alleen maar van mij is, maar zijn weg zal vinden naar de lezers. Die het hopelijk met net zo veel plezier zullen lezen als dat ik het schreef. Ik vind het best eng. En doet me meer dan ik wil toegeven.

Terwijl ik dit stukje zit te tikken luister ik naar Butterfly van Mariah Carey. En lopen de tranen over mijn wangen. Want daar zijn de woorden die ik mijn eerste kinderboek wil toefluisteren.

Now I understand
I must open my hands
And watch you rise

Spread your wings and prepare to fly
For you have become a butterfly
Fly abandonedly into the sun
So spread your wings and fly
My butterfly

Glossy

Elke donderdagmiddag, als de oudste thuis komt uit school, snelt hij naar de voordeur en grist zijn Donald Duck van de mat. Nog voor ik hem kan vragen hoe zijn dag was, is-ie boven. Het folie dat zijn lijfblad beschermt ligt aan gort op de trap. Vroeger deed ik het zelf ook (behalve dat folie, want dat zat er in de vorige eeuw niet om heen). Ikzelf lees al jaren geen tijdschriften meer. Ik heb het wel geprobeerd. Maar op een of andere manier blijft de stapel onaangeroerd liggen. Geef mij maar een goed boek. En toch is er één tijdschrift waar ik wel voor op de mat zou gaan liggen.
En eindelijk, zag ik hem voorbij komen op Facebook.
Ik heb hem hoor! De nieuwe ‘Koe’.

Onder het genot van een bakje leut sloeg ik hem open. Geïnteresseerd, vanwege de titel – Koeienfase – , lees ik het stukje van de hoofdredacteur. Eva’s koeienfase is inmiddels wat afgezwakt, maar het dier heeft nog steeds een speciale plek in haar hart. Ze vraagt zich af of er tegenwoordig kinderen zijn die van koeien houden. Natuurlijk, denk ik direct, Míjn Laura!
Joehoe, zij wil een koe!

Als ik verder blader en de prachtige foto’s bekijk stuit ik op een artikel ‘Mama, ik wil een huisdier’. Kortsluiting in mijn hoofd. Dit sluit toch naadloos aan bij mijn verhaal?
Ik hoop toch zo dat de uitgever die nu mijn manuscript leest een zwak heeft voor koeien (of mijn schrijfstijl).

© Angelique van Dam, april 2015

Koeien en talenten

De temperaturen schieten omhoog.
Mijn onkruid groeit fantastisch en onze straat is wit van de bloesem-sneeuw.
De weilanden vullen zich met lammetjes en hier en daar een kalfje.
Mijn koeien-tic overvalt me weer opnieuw en daarmee het ‘Joehoe’ gevoel.
Helaas kan ik je niets nieuws vertellen.
Ik wacht nog.
Toch wil ik geen blog schrijven over hoe ik dat wachten ervaar.
Waarom zou jij dat willen lezen?
Daarbij komt dat ik zelf niet goed ben in wachten.
Ik ben best een ongeduldig tiepje.
Als ik iets wil, dan wil ik dat NU en niet morgen. Wat ik in mijn kop heb,
zit niet in mijn kont.
Toch is een kaft voor Joehoe, iets waar ik totaal geen invloed op heb.

Dus wacht ik.

En terwijl ik afwacht op een reactie en hoor of ik wel of geen talent heb,
werk ik hard aan de eerste versie van een nieuw verhaal.
Volgens mijn mede scriptplussers is het een lekker feel good verhaal.
De hoofdpersoon Svenja is een heerlijk personage en het onderwerp ‘talent’
origineel.
Ik was blij met de eerste twee veren, maar die laatste verraste me.
Ikzelf vind het nogal vaag: talent.
Toen ik google-de op talent, kwam ik op de site van een coach terecht.
En hij omschreef: Een talent is het vermogen om iets heel goed te
kunnen, een bekwaamheid of begaafdheid die voor jou vanzelfsprekend is
en voor en ander begerenswaardig.
Een talent is min of meer aangeboren of door persoonlijke interesse
ontwikkeld.

Wat mij intrigeert en de reden dat ik juist dit verhaal wil schrijven is
omdat kinderen van nu erg bezig zijn met talent.
Als je naar de buis kijkt komt de ene na de andere talentenshow voorbij.
Zelf ben ik wel klaar mee. Ik kijk geen ‘The Voice’, ‘So you think you can dance’
of ‘Holland’s got talent’ meer.
Vraag eens aan een willekeurig kind wat hij/zij later wil worden.
Anno 2014 is het zanger(es), danser(es) of profvoetballer.
Over een jaar of twintig zijn de kapsters, brandweer-
en politiemannen, juffen en zusters uitgestorven.

Het hebben van talent is een must.
En daar gaat dit nieuwe verhaal over. Een meisje dat op zoek gaat naar haar talent.
Ik ben benieuwd of zij de hare vindt.
En terwijl ik de eerste versie van dit verhaal op papier ram,
doe ik echt mijn best om mijn wacht-talent verder te ontwikkelen.

© Angelique van Dam, 21 april 2014

Nieuw!

Eind december was het dan eindelijk zo ver. ‘Joehoe, ik wil een koe’ was af. Klaar!
Eindelijk kon het mijn eigen goedkeurig wegdragen. Wat een super gevoel. Ik printte het uit, schreef de enveloppen op mijn aller netst en liet het gaan.
‘Joehoe’ ligt nu bij drie uitgevers op een enorme stapel ongevraagde manuscripten. Het wachten is begonnen. Spannend, dat vind ik het. Al sta ik er niet elke dag bij stil.
Het afronden en wegdoen van dit manuscript is voor mezelf toch wel een dingetje. Ik heb de afgelopen jaren veel schrijfkilometers gemaakt en heel veel geleerd. Bovendien heb ik zo gruwelijk veel plezier aan het schrijven beleefd van dit verhaal. En nu is het ‘judging-day’.

Laura, Ella en Nova zijn van mijn prikbordje af en liggen in een laatje. In een mooi mapje, waar natuurlijk een koe opstaat. Ik had er moeite mee om haar weg te stoppen.
Twee weken lang keek ik naar een leeg prikbord in mijn schrijfhok.
Maar vanaf gister, vult mijn prikbord zich met nieuwe beelden. Het is tijd voor iets nieuws. Nou ja, iets ouds eigenlijk. Want in 2012 schreef ik een eerste versie over Svenja en haar zoektocht naar talent.
Afgelopen zaterdag, in de trein naar Scriptplus las ik het terug. Het is nog een ‘en toen-en-toen-en- toen’ verhaal maar ik heb gezien wat beter kan en ik las onwijs leuke scenes.
Het is weer een hoop werk. Personages uitwerken, omgevingen schetsen, een wil en weerstand creëren. Vooral veel ‘denk’ dingen. Maar ik heb er echt zin in.

Natuurlijk schrijf ik de komende maanden over hoe het talentenverhaal vordert. En ik beloof je, je op de hoogte houden van wat er gebeurd met Joehoe. Zelf verwacht ik pas halverwege maart een reactie van de uitgevers.
Het klinkt misschien stom, of onzeker, maar ik hou rekening met drie afwijzingen. Ik gok namelijk op de ‘crème de la crème’ van kinderboeken-uitgevend-Nederland.
Je begrijpt vast, dat als ik een afwijzing op mijn deurmat vind, ik niet direct een gezellige blog daarover zal schrijven. Al weet ik dat ik daar na een paar dagen wel weer overheen ben. Of als mijn kinderen zeggen: ‘Nou mama, dan maken wij er wel een mooie kaft omheen.’

Duim je voor me? Dat zou ik het liefste aan je vragen.
Maar ja, heeft dat zin?
Een uitgever moet ‘iets’ vinden van mijn verhaal. En wat dat iets is, ik heb geen idee. Ze moeten het kunnen verkopen. Een uitgever is ook maar gewoon een bedrijf dat winst wil maken.
Het zal heus niet geholpen hebben dat ik op mijn snufferd ging op de stoep van de uitgever en dat iemand dat zo lollig of zielig voor mij vond en daarom Joehoe gaat uitgeven.
Natuurlijk, duimen kan geen kwaad en ik waardeer het enorm als je het doet.
Maar tot die tijd pas ik voor mezelf de struisvogeltechniek toe: Kop in het zand en lekker schrijven aan een nieuw verhaal.
En nu ik dit zo zit te tikken voel ik me ook lichtelijk idioot. Ik schrijf een verhaal over talent en over een poosje kom ik er voor mezelf achter of ik dat heb.

©Angelique van Dam, 21 januari 2014

Kaart

Ergens eind oktober was ik jarig. En bij een verjaardag horen kaarten. Anno 2013 horen daar whatsapps, sms’jes en mailtjes bij. Heel gek, maar door al die berichten voel ik me altijd pas écht jarig.

Mijn dyslectische nichtje (10) had een mooie verjaardagskaart voor me uitgezocht, maar ze weigerde hem op te sturen omdat ‘de kaart toch allang te laat was en dat dat niet leuk meer was’. Ik kon lullen als brugman, maar zij vond dat nou eenmaal zo en ik kreeg hem mooi niet.

Begin november waren we bij haar broertje en moeder op de verjaardag en toen kreeg ik hem. Mijn verjaardagskaart! Ik vond het al zo leuk en lief dat ze speciaal voor mij een koeienkaart had gekocht en ik bewonderde hem dan ook uitvoerig. Ze bleef staan en zei: ‘lees je hem nog?’
Op de achterkant van de kaart, in haar netste handschrift en met een mooi kleurtje had ze geschreven:

Tante Angelique, ik heb dit jaar (13 december) een boekbespreking en ik vroeg me af of jouw boek dit jaar of volgend jaar af is, want ik wil heel graag mijn boekbespreking over jouw boek houden.

Die trotsheid van haar over mij en mijn koeienboek trof me tot diep in mijn hart.
Ik legde haar uit dat het dit jaar nog niet ging lukken (Was het maar zo’n feest dat het allemaal zo snel gaat) omdat ik ‘Joehoe’ nog moet opsturen naar de uitgevers.
Maar ik beloofde haar op dat moment, in die huiskamer tussen de hapjes, drankjes en visite, dat het boek er volgend jaar is.
Natuurlijk kon ik, met mijn gesmolten hart, niet anders dan haar beloven dat wanneer ze volgend jaar haar boekbespreking over mijn boek doet, ik hoogstpersoonlijk met haar meega naar school. Want hoe tof is het voor een kind, om de schrijfster van het boek zelf mee te nemen naar haar boekbespreking?

Vroeg ik me afgelopen zomer nog af wie er nou zat te wachten op een boek over koeien? Nou, ik weet het hoor!
Dus uitgevend Nederland: binnen een week of twee ploft er een koeienmanuscript de mat.

Angelique

©november 2013

Katers, poezen, leeuwen en tijgers

Schandalig! Ik weet het.
In augustus voor het laatst een blog geplaatst. Dat is me de afgelopen drie blog-jaren niet eerder gebeurd. Daarom begin ik deze blog maar met het aanbieden van mijn nederige excuses voor het teleurstellen van jou, mijn volger.

Wil je het weten, waarom ik me niet liet zien op het wereldwijdeweb? Echt? Waarom heb je dan geen berichtje achter gelaten bij mijn laatste blog, of op mijn Facebookpagina? Als ik had geweten dat er één iemand, jij bijvoorbeeld, zat te wachten op een teken van leven van mij, dan had ik iets geplaatst. Echt!

Eigenlijk weet ik niet zo goed waarom ik hier niet was. Natuurlijk zag ik de meldingen in mijn agenda staan dat ik een blog moest schrijven en plaatsen. Maar iets in mij vond, zo leek het, dat ik dat best een keertje kon overslaan of twee keertjes…

De afgelopen weken waren idiote weken. Drukte om me heen, drukte op het werk, drukte in mijn huis en vooral drukte in mijn hoofd. Die laatste drukte had vooral te maken met Joehoe. Ik zal eerlijk zijn. Ik had een schrijf kater.

Begin oktober was het mijn beurt om 30 pagina’s van mijn manuscript in te leveren bij mijn mede ScriptPlussers. Ik was zo blij, zo intens tevreden over het resultaat. Toen ik mijn stuk verstuurde naar de klas en de juf voelde ik me als een spinnende kat.
Ik was zo overtuigd dat er nu niets technisch meer aan te merken was op mijn verhaal (of in ieder geval, het begin ervan). En dat ik volgend jaar, tijdens de kinderboekenweek ook ergens op een school mijn boek zou signeren. Met dat gevoel ging ik naar school.

Na het rondje tops wist ik dat het goed zat. Dit verhaal is zo leuk, zit zo goed in elkaar, het perspectief is zó 100%. Ik werd er een spinnende tijger van.
Toen kwam het rondje tips. Echt, zo heftig waren ze helemaal niet, het waren suggesties van collega schrijvers, maar daar ging ik. Ik wilde huilend als een klein meisje de les uit lopen. Ik hield me in, maar wat had ik er de pest in zeg. Dat rotgevoel ging niet weg en bleef knagen tot een paar dagen na die bewuste bijeenkomst. Toen ik op mijn eerstvolgende schrijfdagje mijn feedback weer pakte en alles ging doorlezen bekroop me weer een naar gevoel.
Want, als ik wel of juist geen aanpassingen doorvoer. Wat of wie garandeert mij dat ik Joehoe uitgegeven krijg? Niets en niemand.

Na een hele rits ‘nazorg’ mailtjes van mijn schrijfmaatjes en bijna therapeutische gesprekken met mijn lief krabbelde ik er weer boven op. Nu, drie weken later weet ik wat het is geweest. Iemand probeerde aan mijn kindje te komen.
Het enige ding in mijn leven waar alleen ik bepaal hoe iets loopt werd liefdevol en zacht een andere kant op geduwd. En omdat ik dat niet wilde, gebeurde er iets met me.
Even werd ik een vechtende leeuwin en wilde mijn Joehoe-kindje verdedigen. Want dat gevoel, weet ik nu, was alleen maar omdat ik weet en voel dat het verhaal goed is, zoals het is. Bovendien één ogenschijnlijk klein detail aanpassen heeft een enorm domino effect in het hele verhaal.

En terwijl ik dit schrijf, verandert er weer iets in me en voel ik me een hulpeloos welpje. Wachtend op ‘mama uitgever’ die sussend zegt dat het allemaal goed komt met Joehoe. Dat dát niet gaat gebeuren weet ik.
Want ik heb nog geen uitgever gevonden voor Joehoe. Nog niet eens gezocht.

Dus daarom zeg ik nu (en toch vind ik dat best heel eng om zo hardop te zeggen).
Joehoe gaat vóór 1 december de deur uit. Want als ik mijn complimenten verzameling teruglees over dit verhaal, dan kan het niet anders dan dat er een uitgever in Nederland zit te wachten op Joehoe.

Angelique

Komkommertijd

Als ik de krant, en dan met name het plaatselijke suffertje opensla is het me duidelijk. Het is komkommertijd. Op de voorpagina staat een levensgrote foto van een afgelegen, afgebrand schuurtje.

Vol vertrouwen schreef ik in juni dat ik mijn verhaal af zou ronden en het zou wegsturen naar een uitgever (met muziek die uit de brievenbus zou opstijgen). Gelukkig vond ik mezelf toen al wat ambitieus.

En het was waar. Té ambitieus, of…misschien half té ambitieus.
Het verhaal is namelijk wel af. Op 8 juli was het klaar en voelde ik me leeg. Diezelfde avond stuurde ik het naar mijn schrijfmaten. Dat bezorgde me een nóg leger gevoel. Want wat moest ik nu gaan doen? Er zat niets anders op dan wachten tot ik de verhalen terugkreeg.
Gelukkig kon ik drie weken lang, elke dag, naar kantoor om mijn werk weg te krijgen voor ik vakantie kon houden.

En toen was het opeens vakantie!
We stapten op een vroege donderdagmorgen in een vliegtuig dat ons naar Amerika zou brengen. Bewust had ik mijn schrijflaptopje thuisgelaten. Ik zou niet schrijven.
Ik wilde genieten van mijn gezin. En dat is gelukt! We hebben een toptijd gehad en veel gedaan en gezien.

De feedback van mijn volwassen proeflezers is inmiddels terug. De eerste kinderen hebben een exemplaar gekregen en ik wacht op hun oordeel.
Begin september beginnen de scholen weer. En ga ik keihard aan de slag om ‘Joehoe’ klaar te stomen voor verzending naar een uitgever (of twee). Ik ga geen uitspraken meer doen over wanneer mijn eigen deadline is. Ik stuur het op, als ik er voor 200% achter sta. En dan hoor je het…

En nu is het tijd om heel voorzichtig die komkommer uit mijn hoofd peuteren.

And the winner is….

In april had ik, zoals dat in de schrijfkringen heet, een optreden.
Bloedje nerveus was ik toen juf Natasha contact met me zocht en me uitnodigde op haar school om voor te lezen uit ‘Joehoe’.
Slik.. ik? Voorlezen? Uit eigen werk? Drama!
Ik dacht terug aan mijn webcam-avontuur voor mijn verhalen spinnen project (1)

Voorbereiding is 80 % zeggen ze en dat is waar. Juf Natasha en ik hebben vele mails en belletjes over en weer gehad en op het moment suprême, was ik niet nerveus..
Het voelde een beetje als winnen.
Voorlezen in een echte klas en met echte (en leuke) kinderen. Ze vroegen me of ik zelf een koe als huisdier wilde (jaha, dat wil ik) en ik kreeg spontaan proeflezers aangeboden. Ze wilden weten hoe het af zou lopen, zeiden u tegen me en tekenden een kaft voor ‘Joehoe, ik wil een koe’.
Na de meivakantie ben ik weer flink aan de schrijf gegaan. Het verhaal moet, en ik ben heel streng voor mezelf, voor de zomervakantie klaar zijn.

Iets winnen. Het gebeurt mij niet vaak. Zeg maar nooit.De laatste keer dat ik écht iets won was ik een jaar of zes. Precies, dat was in de vorige eeuw.

Dat heeft toen veel indruk op me gemaakt. Ik had een olifantenvogel in elkaar geknutseld voor een bekend baby verzorgingsmerk.
Op een dag kwam er een grote gele vrachtwagen bij ons de straat inrijden (dat was op zich al bijzonder vond ik toen). Van de chauffeur kreeg ik een teddybeer die zó groot was, dat ik hem nauwelijks zelf kon tillen, laat staat dat hij in mijn poppenwagen paste.

Nou vertel ik er nooit over, want dit is mijn schrijfsite, maar ik heb ook gewoon een baan. Niets bijzonders, hoor ik je denken. Want alleen de groten der (Nederlandse) schrijfaarde zijn broodschrijvers.
Dus ik doe de administratie, bij een bedrijf. Niet zomaar een bedrijf, maar bij ons bedrijf. Ok, het is het bedrijf van mijn lief, maar toch ook een beetje van mij.
Halverwege mei kregen we te horen dat we genomineerd zijn. Voor een prijs.
‘Jonge ondernemer/onderneming 2013’. Nou, nou, dat is toch wel even wat zeg.
Ik verbaasde me over de dag van de uitreiking (24 juni, op een maandag!) en de ‘host’ Umberto Tan. Maar nog het meest over dat we thuis opgehaald worden en netjes afgezet na afloop.
Eerlijk is eerlijk: voor mij is een ritje met chauffeur naar Kasteel De Vanenbug al ‘prijs’ genoeg.

En zo kwam het, dat ik ging nadenken over prijzen. Eigenlijk wil ik over een tijdje mijn eigen prijs. Een zilveren of nog liever, een gouden griffel…
Eerst maar ‘ondernemer/onderneming van 2013’ worden, dan ga ik daarna voor mijn eigen ultieme prijs.

Angelique

Hier de foto’s van de Kaft Joehoe

1. Je kunt twee hoofdstukken van me lezen op: Verhalen Spinnen

April doet wat ie wil

Waar anders kan deze blog over gaan dan over Koninginnedag. Dat het niet ‘mijn beste schrijfmaand ever’ is, is niet leuk om over te schrijven en voor jou niet leuk om te lezen.
Tuurlijk, ik schreef (met plezier) twee hoofdstukken voor het verhalen spinnen van Tina Schrameijer, en ik bezocht een groep zes bij een Harderwijkse school om voor te lezen uit ‘Joehoe, ik wil een koe’. Maar deze 30 april die als laatste Koninginnedag de geschiedenisboeken in gaat houdt me bezig.
Vorig weekend was ik in Amsterdam, bij Scriptplus.

Diezelfde dag werd het Rijksmuseum in Amsterdam officieel ‘teruggegeven’ aan het publiek door Beatrix. Ik weet niet meer waar ik met mijn kop zat, maar mijn ogen rusten op de straat tegenover ons gebouw.
Toen ik een batterij aan motoragenten zag aankomen die acuut de straat afzetten wist ik dat Beatrix langs zou komen. Ik snelde naar het raam. Het was mijn laatste kans om Beatrix nog één in het echt te zien. Dichterbij dan dit zou ik niet meer komen.
De zwarte uitgerekte Volvo kwam de bocht door scheuren. Ik zag haar zitten en kon bijna haar gezichtsuitdrukking zien. Ze bladerde, net als ik een paar uur daarvoor in de trein, in een magazine.

Onderweg in de trein naar huis dacht ik weer aan Beatrix. In eerste instantie omdat ik jaloers op haar was, omdat zij een privé chauffeur had en voor haar de straten afgezet werden en ik stil stond in Bilthoven vanwege ongemakken op het spoor.
Snel gaf ik mezelf een standje. ‘Foei, Liek, niet jaloers zijn op haar… Jij zou het nog geen dag uithouden als je haar moest zijn.’ Ik zou gek worden van al die mensen die constant om me heen liepen. En zo dwaalden mijn gedachten af naar over de troonswissel en vroeg ik me af, wat ze gaat doen als ze geen koningin meer is? Oma zijn? Tja, dat is ze al een hele poos, dus oma zijn, kan ze wel.

Thuisgekomen vertelde ik mijn mannetjes dat ik haar gezien had. De jongste (5) was nogal boos dat hij haar daar niet bij was geweest en zo werd ze ons tafelonderwerp.
Hij vond het zielig want als ze niet meer de baas van ons land was, had ze geen bedienden meer die dingen voor haar deden.
Gossie, wat gun ik het haar dat ze gewoon even op haar oma-fiets met fietstassen naar de Albert Heijn kan om zelf een onsje ham en onsje kaas te kopen voor de tosti’s, of een visje bij de visboer, of dat ze even met de kleinkinderen een Happy Meal kan gaan eten bij de Mc Donald’s. In een spijkerbroek met een gezellig t-shirt en wapperende haren, zonder dat ze belaagd wordt door iedereen. Gewoon als een normale vrouw en lekker anoniem.
Het gesprek aan tafel haalde me weer terug.
‘Mam, zullen we een keertje bij de koningin aanbellen en gaan koffie drinken.’
‘Het lijkt mij een goed plan,’ antwoordde ik.
‘Mij ook,’ zei hij. ’Misschien wil ze wel even samen met ons op de trampoline.’
‘Ik denk dat ze dat ook heel graag wil…’

Technisch weer

Vorige week liep ik vast in mijn koeienverhaal. In dit stuk draait alles om een kalfje. Je weet dat ik op de Veluwe woon en dat daar aan vee geen gebrek is. Toch was het lastig voor me om over een kalf te schrijven. Het was al zo lang geleden was dat ik er eentje zag. Als ik hier door de buitenwijken rij, zie ik kale wit uitgeslagen weilanden met hier en daar een schaap met lammetjes.
Maar koeien: ho maar!

Ik mailde Herma en vroeg of zij al kalfjes hadden. Nog diezelfde dag kreeg ik een mailtje terug. Er stond een koe op springen. ‘Mail me tegen het eind van de week maar, dan kom je maar kijken.’ Je snapt vast dat ik niet kon wachten tot de week ten einde liep.

Vorige week donderdagmorgen, toen het zonnetje voorzichtig over de daknok van mijn overburen piepte en ik voor de honderdduizendste keer deze winter de sneeuw van mijn autootje afveegde, kon ik een glimlach niet onderdrukken. Het zou technisch weer worden. Weer om buiten te zijn. Door het zonnetje en het nieuwe kalfje leek het op de lente, de gure wind die mijn haren deed wapperen liet me voelen hoe erg ik ernaast zat. En hoe logisch was dat er nog geen kalf of koe buiten liep.

Nadat ik de –‘ik-ben-ook-nog-moeder’-dingen had gedaan, reed ik naar Herma. Na de nodige omzwervingen op enge smalle zandweggetjes (de gemeente vond het nodig om juist die dag de bomen te snoeien op de geasfalteerde wegen) kwam ik aan bij de boerderij.
Een buizerd scheerde over mijn auto, achtervolgt door een stel kraaien. De kieviten cirkelden boven de weilanden. Luid blaffend stonden de twee waakhonden voor mijn bumper. Herma kwam op het alarm van de honden af.

Omdat het nog behoorlijk koud was liepen we meteen door naar de stal. Ze zwiepte de staldeur open en de geur van kuilgras en koeienvlaaien kwam me tegemoet, ik snoof het diep in. Direct werd ik aangestaard door twintig paar glanzend zwarte koeienogen. Ik ging door de vleeskeuring, dat was me wel duidelijk.
Herma en ik kletsen wat over allerlei koeiendingen en na een kwartiertje was ik voor de koeien niet meer interessant, ze hapten met grote interesse in hun kuilgras en stonden kletterplassend rond te kijken.
En toen gebeurde het: ‘Als jij nou effe meeloopt, dan mag je het kalf wat melk geven.’
Het kind in mij wilde springen, zo hoog dat ik door het dak heen zou gaan. ‘Yes! Ik mocht het zelf doen!’ Niets is zo goed voor een verhaal als de beleving zelf mee maken.
Ik warmde de biest ‘au bain marie’ op voor het kalfje en goot de romige melk in een emmer.
Binnen no-time had het kalfje de emmer leeg geslobberd. Wat te verwachten was gebeurde, ik was niet weg te slaan bij het kalf. Ik aaide hem en liet hem aan mijn handen sabbelen, wilde hem meenemen. Schoot veel foto’s en zette geuren en gevoel vast in mijn geheugen. Die nacht droomde ik de verdere verhaallijn van ‘Joehoe, ik wil een koe’. Vandaag schrijf ik het op…

©Angelique van Dam, maart 2013

Kalfje

Ps-je: volgende week schrijf ik een hoofdstuk voor Verhalen Spinnen (zie vorige blog). Het verhaal zal online gaan op 2 april. Ik zal de link hier ook plaatsen.